de Belastingdienst als schuldeiser

Stel, je hebt als zzp’er schulden bij de Belastingdienst? Dan los je ze via de Bbz op, zou je zeggen. Maar wat als je niet aanmerking komt voor de Bbz? Dan heb je echt een probleem.

Sinds 2008 is er een enorme toename in het aantal ondernemers. Met name in de bouw zijn de ontslagen werknemers voor zichzelf begonnen om klussen aan te nemen. De arbeidsmarkt is in rap tempo veranderd, niet alleen in de bouw maar ook in veel andere beroepsgroepen zijn mensen als ondernemer gestart. Voor het bedrijfsleven was dat na de crisis een geruststellende werkwijze, in minder goede tijden zijn de personeelskosten snel te drukken.

Overheid veranderde mee

In de veranderende arbeidsmarkt ging ook de overheid mee. Het UWV begeleidde steeds meer mensen naar ondernemerschap. Ook vanuit de participatiewet bijvoorbeeld startten initiatieven om uitkeringsgerechtigden als parttime ondernemers wat te laten verdienen. De winst wordt aangevuld tot de bijstandsnorm. Er worden begeleidingstrajecten georganiseerd met workshops over marketing, het bijhouden van administratie en over verkopen. Dit levert de gemeenten ook daadwerkelijk veel op: uitkeringsgerechtigden die uiteindelijk volledig ondernemer worden of op deze wijze een loondienstverband vinden zijn een forse kostenbesparing op de begroting.

Belastingdienst blijft echter achter

Helaas is de Belastingdienst nog achter gebleven in deze ontwikkeling. De Leidraad Invordering kent mogelijkheden om mee te werken aan schuldsanering voor particulieren en voor ondernemers die gebruik maken van het Bbz (besluit bijstandsverlening zelfstandigen). Maar de groep die we hierboven hebben beschreven valt hier buiten: zij zijn ondernemer en zijn geen Bbz-gerechtigde. Overigens is er ook nog een groep ondernemers die een werkende partner hebben waardoor ze geen recht meer hebben op Bbz.

Geen Bbz = geen schuldenregeling

De Leidraad Invordering van de Belastingdienst kent geen mogelijkheid voor deze groep ondernemers om een schuldenregeling aan te gaan tenzij binnen 1 jaar betaald wordt. En dat terwijl de gebruikelijke periode voor een minnelijke schuldbemiddeling 3 jaar bedraagt. Het geeft rechtsongelijkheid als de Belastingdienst eist dat de afkoopsom binnen 1 jaar betaald wordt, omdat de overige schuldeisers langer moeten wachten. De schuldeiser gaat immers op voorhand akkoord met de prognose,  maar hoe verder in de tijd, des te onzekerder deze prognose wordt. Ook kan het zo zijn dat de afkoopsom voor de Belastingdienst hoger is dan de afloscapaciteit in 1 jaar.

Overheid moet weer veranderen

De overheid meet dus met 2 maten: enerzijds stimuleert ze ondernemerschap en profiteert ze van de successen. Anderzijds wordt er, als het niet zo goed gaat, stug vast gehouden aan eerder bedachte regels. Het zou de overheid sieren om die ondernemer met wie het na verloop van tijd wat minder goed gaat, ook te ondersteunen. En zelfs daar valt voor de overheid winst te behalen. Een ondernemer die een doorstart kan maken, voorziet zichzelf weer van een inkomen, hoeft dus geen gebruik te maken van sociale voorzieningen en draagt vervolgens weer belasting af.

Het wordt hoog tijd dat de overheid weer verandert.